Het verdriet van België

Artikels

De oorzaken van het verdriet

Een speurtocht naar de titel als overkoepelend thema in Het verdriet van België

door Rineke de Groot

Thematiek

Het verdriet dat België volgens Hugo Claus doormaakt is geen eenduidige zaak. Het is een opeenstapeling van kleine dingen die het grote verdriet veroorzaken. Om deze opeenstapeling te begrijpen moeten we ons eerst buigen over de belangrijkste thema’s van het boek. Van daaruit kunnen we de diepte in, om er achter te komen wat de componenten van het verdriet zouden kunnen zijn.

Nationale identiteit is een van de thema’s die centraal staan in het boek. Claus vraagt zich af: ‘Wie zijn wij, de Vlamingen in België?’ In een interview met tijdschrift Knack zegt Claus:

Een Fransman, zelfs een boer in een onontwikkeld gebied, heeft op z’n minst het gevoel dat hij bij een entiteit hoort die hij Frans noemt, en wat erg respectabel klinkt. Dus hij kan zeggen: ‘Ik, als een Fransman. Ik tolereer dit niet!’, maar wij Vlamingen kunnen niet zeggen ‘Ik, als Belg’. Als we dat doen horen we hoongelach in de straten.

Dit citaat stemt tot verbazing. Vertelden de nonnen in het gesticht Louis immers niet dat de eer van het vaderland vóór alles komt? Zuster Kris: ‘Ook wij moeten zweren dat wij België, dat landje dat nooit iemand kwaad gedaan heeft […] te allen prijze zullen verdedigen (77).’ Louis’ vrienden zijn echter een veel minder patriottistische mening toegedaan. Louis zegt: ‘De Belgische vlag, daar snuit mijn Pa zijn neus in’, en zijn vriend voegt hieraan toe: ‘En de mijne vaagt er zijn kont mee af (77).’ Verderop zegt een personage genaamd Raspe:

Maar mensen, wat hebt ge ooit van de Belgische Staat gekregen? Vernedering. Mensen wat hebben we te verliezen? […] Mensen, wat is België? Hooguit een hoop goudreserves en het politiek crapuul dat het beheert en onder elkaar verdeelt (601).

Het is niet verwonderlijk dat in zo’n tijd van identiteitscrisis veel Vlamingen zich aangetrokken voelden tot Hitlers nationaalsocialisme.

Een ander belangrijk thema is het afbrokkelen van bestaande structuren. Dit verdwijnen van structuur en saamhorigheid brengt voor Louis een leegheid en een onbestemdheid met zich mee die gezien kan worden als één van de factoren die bijdraagt aan het algehele verdriet. Eén van de structuren die onherroepelijk instort is de religieuze wereld van Louis en van veel mensen om hem heen.

Het heilige, sacrale, de exaltatie van de moed. […] Was het voor diegenen die er in geloofden? Ja. Hoorde hij daar (nog) bij? Neen (589).

Vóór de Tweede Wereldoorlog was Vlaanderen een relatief armoedig agrarisch gebied. Levens werden grotendeels gereguleerd en gedomineerd door de kerk die alle antwoorden had en het bevragen van dogma’s nu niet bepaald aanmoedigde.

Naast de religie ontdekt Louis dat zijn helden uit de geschiedenisboeken, helden met zwaarden en fakkels, verdwenen waren. Ook dit ontgoochelt Louis. Het solide systeem van christelijke moraliteit en helden uit het verleden stort onherroepelijk in elkaar. Eigenlijk is er niemand in Louis’ leven echt heldhaftig behalve ‘de Kei’, de leraar van Louis. Hij beseft als enige wat het nationaalsocialisme echt is en verzet zich. Echter, als hij naar een concentratiekamp wordt gevoerd, verdwijnt hij met de stille trom uit het boek, uit Louis’ leven en uit België.

De titel als speurtocht

We zien door deze thema’s de rode draad van teleurstelling en ontgoocheling al lopen. Dat brengt ons bij de titel, die mijns inziens in zichzelf gezien kan worden als een overkoepelend thema. De titel vinden we zevenmaal letterlijk terug in de roman (en nog veel vaker geparafraseerd). Telkens staat de letterlijke titel in een andere context. Hugo Claus wilde van het verdriet van België geen simpele concrete notie maken, maar een cumulatie van factoren. Claus brengt het verdriet als een alomtegenwoordig fenomeen.  Daarom wil ik drie passages bespreken waarin we de titel letterlijk terugvinden. Hier wil ik vervolgens een interpretatie aan verbinden die zou kunnen verklaren wat ingrediënten zijn voor Belgiës verdriet.

Het verdriet van Meerke

Ten eerste is er de opa van Louis, de man van Meerke. Meerkes man is gestorven door gulzigheid. Hij was te dol op zijn havermout met bruine suiker. Als de kinderen hun borden niet leeg aten, deed hij dat stiekem achter Meerkes rug. Meerke:

Het was schreien of kletsen geven in die tijd, en in die tijd kon ik niet schreien, het was lijk dat ik al het verdriet van België over mij liet komen (241).

Wat heeft de dood van Meerkes man, de onbelangrijke, gluiperige zoetekauw, te maken met het verdriet van België? Het is echter niet zo gek als het lijkt. Net als België, was Louis’ opa zelfdestructief. Hij gaf toe aan zijn impulsen, het hedonisme van het moment. Meerkes man at zichzelf het graf in en liet Meerke achter met de immense taak van het alleen opvoeden van een gezin. Zijn zonde was om directe bevrediging van zijn behoefte boven zijn plichten als vader te stellen. Het is alsof Claus ons wil zeggen dat dit gedrag tot de dood leidt.

Het verdriet van Simone

Vervolgens is er een excursie van de Nazi-jeugd waar Louis smoorverliefd wordt op Simone, de dochter van de apotheker. Wanneer hij haar ziet in de reflectie van de busruit, ziet hij in haar ogen al het verdriet van België weerspiegeld (402). Je zou verwachten dat in de ogen van een meisje wiens vader een prominent is bij de nationaalsocialistische beweging, wat vreugde en zelfvertrouwen zou glinsteren. Het ging immers erg goed met de collaborateurs, maar nee…hier beschrijft Claus een diep gevoel van onbehagen, een ongrijpbare, ondefinieerbare neerslachtigheid. België is ziek. Het leidt aan depressie.

Het verdriet van Mevrouw Parmentier

Ten derde geeft Mevrouw Parmentier een borrel voor schrijvers uit België waar ook Louis bij is. Mevrouw Parmentier vertrouwt Louis toe dat zij ook een zoon heeft die schrijft, of eigenlijk, schreef; hij begon toen hij twaalf was, maar stopte toen hij zeventien was. Ze zegt: ‘Ik heb daar veel verdriet van gehad, het verdriet van België, ahaha (770).’ Hier vinden we weer een aanwijzing naar de betekenis van het verdriet. Het is een ideaal dat geen werkelijkheid is geworden, een begin zonder einde, iets halfbakkens waar alleen nog als een boer met kiespijn om gelachen kan worden.

Het verdriet van België

De belangrijkste hint naar de betekenis van de titel wordt gegeven als Louis meedoet aan een wedstrijd. Hij levert daar zijn eerste korte verhaal over de oorlog in getiteld: ‘Het verdriet’. De man aan wie hij zijn manuscript geeft zegt:

‘Het verdriet’, het is een goeie titel. Aan de andere kant … mankeert er iets aan. Het is… het is … zo kaal. Iedereen heeft verdriet. Waarom noemt ge het niet ‘Verdriet om het Vaderland’? […] of gewoon simpelweg ‘Het verdriet van België’ (756).

Deze passage vertelt ons dat het verdriet van iedereen overeenkomt met het verdriet van België. Een veelgehoorde reactie op het boek is dat het een boek over niets is en tegelijk over alles. Tussen de regels door zegt Claus oneindig veel. Claus confronteert ons, door alle schijnbaar onbelangrijke gebeurtenissen met de ‘Blues van Vlaanderen’. Achter het ‘toujours sourire’ wordt het verdriet veroorzaakt door onverschilligheid, halfslachtigheid en een misdadig tekort aan verantwoordelijkheid.

 


… MEER OVER de interpretatie van het verdriet, bezien vanuit man-vrouwverschillen, lees je in ‘Het verdriet leidt tot verdriet’


Literatuur

  • Absillis, Kevin & Wendy Lemmens, ‘Het verdriet is gans het volk. Over Hugo Claus en de Vlaamse beweging’, in: Wetenschappelijke Tijdingen, 2013, 4, 351-373.
  • Bousset, Hugo, ‘Hugo Claus’ spotziek verdriet’, in: idem, Grenzen verleggen: de Vlaamse prozaliteratuur 1970-1986. 2: Profielen. Houtekiet, Antwerpen 1990. 109-120.
  • Claes, Paul, ‘Omtrent Het verdriet van België’, in: Idem, Claus-reading. Manteau, Antwerpen 1984. 167-178.
  • Claus, Hugo, Het verdriet van België. De Bezige Bij, Amsterdam, 1983.
  • Elzen, Sus van & Marc Reynebeau, ‘Ik maak mijn eigen kerktorens’, Knack, maart, 1983. 32-34.

<< vorige artikel | volgende >>