Het verdriet van België

Artikels

Blijft gij het antwoord schuldig

door Wilma Karssen

In contrast met de literatuur van Nederland, schenkt de Vlaamse literatuur aan de Holocaust maar weinig aandacht. Dit is vrij verrassend omdat, ook in België, grote aantallen joden (24.966 mensen) de deportatie naar en de kampen in het Oosten niet overleefden. Het is daarom interessant om te zien dat Hugo Claus in Het verdriet van België dit onderwerp wel aansnijdt en in staat is om een kritische houding aan te nemen ten opzichte van de Jodenvervolging.

Al voordat België werd binnengevallen door het Duitse leger, blijkt dat Louis bepaalde ideeën heeft over joden. Zo fantaseert hij dat een speciaal katern in het reglementenboek van het Gesticht de joden behandelt die “moeilijk achterhaalbaar uitzwermen en zich overal nestelen, in Hollywood en in de kelders vol diamanten in Antwerpen. Als neten, zei Papa” (43). Hieruit blijkt dat Louis de denkbeelden van zijn vader over de joden klakkeloos overneemt.

Tijdens de Duitse bezetting van België lijkt dit aanvankelijk niet te veranderen. De vooroordelen van Staf en Constance worden duidelijk wanneer Tante Berenice en haar man Nonkel Firmin, een Bulgaarse jood, kortstondig bij de familie Seynaeve verblijven. Zo laat Staf weten dat joden maar gierige rijkaards zijn die niet tegen onreinheid kunnen. Constance weet niet goed wat ze van Firmin moet denken “want hij is toch besneden” (300). Die noties zijn ook bij Louis te herkennen, bijvoorbeeld als hij beweert dat de joodse cultuur enorm decadent is, of als hij zichzelf identificeert met de joodse besnijdenis, omdat ook hij verminderd is “daar beneden” (415).

De eerste benoeming van de Jodenvervolging hoort Louis toevallig in het sashuis waar een ongeïdentificeerd persoon zegt: “Heel Europa is een slachthuis geworden … volksverhuizingen regelrecht naar het slachthuis” (527). Louis reageert hier nauwelijks op, waaruit blijkt dat het hem of niet interesseert, of dat het oud nieuws is voor hem. Na het meesmokkelen en lezen van joodse boeken uit Brussel, krijgt Louis medelijden met de joden. Louis huilt en zegt: “De joden die overal in de weg zitten, die overal weggejaagd worden, het is onrechtvaardig” (556). Hierop antwoordt Staf: “En onze jongens in de loopgraven van Veertien-Achttien? … Daar hebt ge geen traantje voor over. Er moeten altijd zondebokken zijn, en nu zijn dat de joden” (557). Vervolgens krijgt Louis een les van zijn leraar de Kei over gelijkheid, rechtvaardigheid en het niet deelnemen aan de gruwelijkheden van de oorlog. De Kei benadrukt dit verder in een persoonlijk gesprek met Louis, waarop Louis zegt: “Ik heb het wel begrepen. De anderen, dat is de sleutel” (559). Door deze invloeden keert Louis zich niet alleen af van het nationaalsocialisme, maar verandert ook zijn standpunt ten opzichte van de joden en hun vervolging. Zo zegt Louis dat hij “door het internationale jodendom besmet was” en dat als “er anderen zijn bij wie ik hoor, wil horen, zijn zij [de joden] het” (564). Het is interessant om te zien dat Louis hier het nationaalsocialistische idee dat men besmet kan worden door de joden gebruikt als iets om trots op te zijn.

Alhoewel deze ommezwaai in Louis plaatsvindt, uit hij zijn nieuwe standpunten nog niet tegenover anderen. Dit is opmerkelijk, aangezien de puber Louis zich ondertussen constant afzet tegen autoriteiten zoals zijn vader. Zo zegt hij niets over zijn vaders gedrag ten opzichte van Firmin wanneer blijkt dat Firmin is opgepakt en Staf niets voor hem wil doen (592). Pas nadat België bevrijd is, geeft Louis kritiek op zijn vaders collaboratie in relatie tot de joden. Hij vindt het ook zijn vaders “eigen schuld” dat hij is opgepakt en gevangen genomen (635). Zo beeldt Louis zich een gesprek in tussen Peter en Staf waarin zij Stafs schuld bespreken (649). Hieruit blijkt dat Louis het rechtvaardig vindt als de joden nu wraak op de collaborerende Staf zouden nemen.

Nadat Staf de gevangenis heeft verlaten, klaagt hij over hoe hij daar geleden heeft. Berenice wijst hem echter op het feit dat de joden meer geleden hebben dan hij. Staf zegt dat hij niet aan de joden wil denken, ook al zou hij dat wel moeten doen. Toch verontschuldigt hij zich tegenover een joodse soldaat: “in naam van de Vlamingen. Ik heb u en al uw rasgenoten onrecht aangedaan” (697). Al snel blijkt echter dat Stafs spijtgevoel niet oprecht is. Staf zegt:

Hitler heeft lelijk gedaan, hij heeft zijn ideaal totaal vermassacreerd door de joden te massacreren, het is onmenselijk, als ge de foto’s ziet keert uw hart zich in zijn lijf, maar dat er zoveel waren, dat gaat ge mij niet wijsmaken, honderdduizend misschien, neem tweehonderdduizend, ik sla er een slag in, en hoeveel misdadigers waren daar niet tussen en gasten die de Staat omver wilden werpen? Daar moet ge als staat iets tegen doen, het was op leven en dood, kijk naar andere Staten als ze bedreigd worden, kijk naar ons, als… (701)

Hier wordt Staf onderbroken door de schrijver van Het verdriet van België, waarvan gesuggereerd wordt dat dit Louis is (756). Hij gaat tegen Staf in met de woorden “Als. Niks als” (701). Ook veldwachter Goossens beweert in een gesprek met Staf dat Hitler een volstrekt normale, onverklaarbare hekel had aan joden, zoals Goossens had met een dokter. Goossens zegt: “ik kan die vent niet zien of ruiken, en als ik mij afvraag waarom…” Ook hier onderbreekt Louis de spreker en zegt: “… blijft gij het antwoord schuldig” (702-3). In beide gevallen laat Louis merken dat hij van mening is dat er geen ontkenning mogelijk is van de Holocaust.

Alhoewel de Jodenvervolging niet op de voorgrond staat in Het verdriet van België, positioneert Claus dit onderwerp toch als een belangrijk onderdeel van de oorlog. Door Louis’ interessante ommekeer ten opzichte van de joden onder de invloed van literatuur en kunst en de afkeuring van de Holocaust die daaruit volgt, laat ook Claus zijn afkeer van de Holocaust en de ontkenning daarvan duidelijk merken.

 


… MEER OVER de rol van de soldaat in Het verdriet van België lees je in ‘De macht van verhalen’


Literatuur

  • Lensen, Jan. De foute oorlog. Schuld en nederlaag in het Vlaamse proza over de Tweede Wereldoorlog. Antwerpen/Apeldoorn: Garant, 2014.
  • Warmbrunn, Werner. The German Occupation of Belgium: 1940-1944. New York: Peter Lang Publishing, 1993.

<< vorige artikel | volgende >>